Een CT-scanner is een witte kast met een ronde opening. Hierin zit een röntgenbuis. Voor het onderzoek moet je op een smal tafelblad gaan liggen. Dit wordt in de opening van de CT-scanner geschoven, totdat het deel van je lichaam dat onderzocht wordt, precies in het midden ligt. Er worden dan opnames gemaakt van je organen. Voor elke opname wordt het tafelblad een stukje verschoven. Het onderzoek duurt enkele seconden en doet geen pijn. Je voelt ook niets van de opnamen die worden gemaakt. De scanner maakt een geluid dat lijkt op een stofzuiger of een föhn. Bij sommige onderzoeken krijg je een injectie met contrastvloeistof om de organen beter zichtbaar te maken.
Wil je weten wat er allemaal gebeurt tijdens het onderzoek? Bekijk dan de foto's hieronder. Scroll door de foto's met de pijltjes. Swipen kan ook.
Je bent in het Juliana Kinderziekenhuis voor een CT-onderzoek. Bij deze balie kun je je aanmelden.
Dit is de wachtruimte. De medewerker die de foto’s maakt, noem je de laborante. Als je aan de beurt bent, word je door de laborante opgehaald. Je begeleider mag tijdens het onderzoek bij je blijven.
Zo ziet het scanapparaat eruit. Het scanapparaat is aan twee kanten open. Het bed kan omhoog en omlaag en in en uit het scanapparaat worden geschoven. Van het maken van de foto’s voel je niets.
Je krijgt Emla zalf op je handen. De zalf zorgt ervoor dat je het plaatsen van het infuus minder voelt. Over de zalf gaat een doorzichtige pleister.
De doorzichtige pleisters en de zalf worden hier weer van je handen afgehaald. Op de plekken waar de zalf heeft gezeten heb je nu minder gevoel.
Je krijgt een strakke band om je arm. Dit heet een stuwband.
Soms wordt op je hand geklopt en word gevraagd of je een vuist wilt maken.
De plek waar het infuus komt, wordt goed schoongemaakt.
Je krijgt een infuus. Een dun plastic rietje blijft in je hand zitten.
Over het infuus wordt een pleister geplakt zodat het goed op zijn plaats blijft zitten.
Je begeleider krijgt een speciaal schort aan en mag bij jou blijven tijdens het onderzoek.
De laborante vertelt welke kleding je uit moet doen. Je gaat op het bed liggen, daarna wordt uitgelegd hoe het maken van de foto’s gaat.
Met behulp van een lichtje wordt gekeken of je goed ligt. Daarna gaat het lichtje weer uit. Tijdens het maken van de foto’s verschuift het bed. Het is belangrijk dat je stil blijft liggen.
Je wordt geholpen om je armen langs je hoofd te leggen. De laborante sluit het infuus aan. De vloeistof die via het infuus wordt gegeven, is nodig voor het maken van de foto’s. De vloeistof kan een warm gevoel geven, vooral in je hals en je hebt het idee dat je moet plassen. Dit gevoel verdwijnt snel weer.
De laborante gaat naar een kamertje. Zij kan met je praten en ze kan jou door het raam zien terwijl ze de foto’s maakt. Soms word je gevraagd om diep in te ademen en je adem vast te houden.
Als de foto’s klaar zijn, wordt het bed uit de tunnel geschoven en mag je weg. Als het infuus niet meer nodig is, haalt de laborante het eruit.
Zo ziet een foto eruit, gemaakt door het CT-scanapparaat.